Deze website maakt gebruik van cookies zodat we je de best mogelijke gebruikerservaring kunnen bieden. Cookie-informatie wordt opgeslagen in de browser en voert functies uit zoals je herkennen wanneer je terugkeert naar onze website en ons team helpen te begrijpen welke delen van de website jou het meest interessant en nuttig vindt.
Het beroepsrecht en zijn geschiedenis
De Wet op de Ondernemingsraden (WOR) bestaat al sinds 1950 en is sindsdien regelmatig aangepast.
Eén van die aanpassingen is het instellen van het beroepsrecht, dat in 1979 werd toegevoegd om het adviesrecht van ondernemingsraden te versterken. Maar wat houdt dit beroepsrecht precies in en hoe is het tot stand gekomen?
Wat is het beroepsrecht?
Het beroepsrecht, dat staat in artikel 26 van de WOR, geeft de ondernemingsraad (OR) het recht om naar de Ondernemingskamer van het Gerechtshof in Amsterdam te stappen als ze het niet eens zijn met een besluit van de ondernemer dat onder artikel 25 (het adviesrecht) valt.
De OR kan in beroep gaan als bijvoorbeeld:
- Het bestuur hun advies niet of maar deels volgt;
- De OR niet om advies is gevraagd, of niet goed geïnformeerd is en dus geen goed advies heeft kunnen geven;
- Nieuwe informatie na het geven van het advies bekend wordt die het advies zou hebben veranderd.
De OR heeft één maand de tijd om beroep in te stellen nadat ze officieel van het besluit op de hoogte zijn gesteld. In die maand mag het bestuur het besluit nog niet uitvoeren.
Hoe werkt dat dan, zo’n beroep?
Een beroep instellen gebeurt met een verzoekschrift via een advocaat. De OR laat hiermee het bestuur weten dat ze in beroep gaan, zodat het bestuur een tegenreactie (verweerschrift) kan indienen. De Ondernemingskamer behandelt dit verzoek met prioriteit: binnen ongeveer zes weken vindt een openbare zitting plaats waarin de zaak wordt besproken.
In de zitting bekijkt de Ondernemingskamer onder andere:
- Was het negeren van het OR-advies een ‘onredelijke beslissing’?
- Heeft het bestuur zich gehouden aan de procedurele regels uit de WOR?
- Zijn de belangen van de werknemers voldoende meegenomen?
- Heeft het bestuur toezeggingen gedaan die niet zijn nagekomen?
Vonnis en extra maatregelen
Als de Ondernemingskamer oordeelt dat het bestuur in redelijkheid niet tot het besluit had kunnen komen, spreekt zij een declaratoir vonnis uit. Dit is een soort verklaring waarin het bestuur op de vingers wordt getikt, maar zonder dat het besluit direct wordt tegengehouden. Wil de OR dat het besluit niet (direct) uitgevoerd wordt, dan kunnen ze in hun verzoekschrift vragen om extra maatregelen, zoals:
- Het besluit laten intrekken of aanpassen;
- Gevolgen van het besluit terugdraaien;
- Het bestuur verbieden om verdere stappen te ondernemen.
Een kijkje in de geschiedenis
Het idee van een beroepsrecht kwam voort uit het rapport van de commissie-Verdam uit 1964. Die commissie was destijds gevraagd om de medezeggenschapsstructuur te vernieuwen, maar vond een beroepsrecht aanvankelijk niet nodig. Ze vreesden dat dit de samenwerking tussen werkgever en OR zou bemoeilijken, zeker omdat de bestuurder toen zelf vaak in de OR zat. De regering besloot echter ook advies te vragen aan de Sociaal Economische Raad (SER).
In 1972 adviseerde de SER juist om de OR een beroepsrecht te geven. Dat beroepsrecht zou ervoor zorgen dat werknemers een onafhankelijk kanaal hebben om besluiten die hun belangen raken aan te vechten. Interessant aan het SER-advies is dat het licht schijnt op verschillende dilemma’s die bij de invoering van het beroepsrecht kwamen kijken, waaronder de volgende drie vragen:
- Waarom beroepsrecht? Het beroepsrecht zal bijdragen aan zorgvuldige besluitvorming en bevordert het bij ondernemers om bij belangrijke besluiten rekening te houden met het advies van de ondernemingsraad.
- Waarom via de OR? Door het beroepsrecht aan de OR te geven, kan dit recht onafhankelijk van de rechtsvorm van de onderneming worden toegepast. De WOR geldt immers voor alle ondernemingen.
- Waarom alleen voor besluiten uit artikel 25? Omdat de besluiten uit artikel 27 (het instemmingsrecht) al niet rechtsgeldig genomen kunnen worden zonder instemming van de OR, is er voor die besluiten geen beroepsrecht nodig.
Conclusie
Het beroepsrecht is een waardevol instrument voor de OR, waarmee zij niet alleen invloed kan uitoefenen, maar ook echt kan opkomen voor de belangen van alle werknemers. Het zorgt ervoor dat het bestuur de OR-adviezen serieus moet overwegen, wat leidt tot een evenwichtige besluitvorming voor belangrijke besluiten.
Bron: ‘inleiding: De Ondernemingskamer en het adviesrecht’; Poelstra, R.D., Sprengers, L.C.J., 2019.
Marloes Kool ~ Trainer & Adviseur Medezeggenschap bij TRAINIAC
TRAINIAC is gespecialiseerd in OR trainingen, advies- en begeleidingstrajecten op maat en verhoogd daarmee de waarde van ondernemingsraden. Benieuwd wat we voor uw OR kunnen betekenen? Neem dan contact met ons op.